DE KUNSTENAAR-DIPLOMAAT IN ZIJN CHAOSMOS.
RICHTING EEN ETHICO-ECOLOGISCHE BENADERING IN BEING BOUCALAIS VAN HET KUNSTENAARSCOLLECTIEF VARIOUS ARTISTS 

Charlotte DHONT 

Vanuit zijn nest op het Baraplein in Brussel noteert performancekunstenaar Benjamin Verdonck op een Pereciaanse wijze de alledaagse gebeurtenissen, routines, handelingen van voorbijgaande mensen: 

“20.30. De man met het groene hemd (Monsieur Jacques) strompelt voorbij. 20.31. Iuno en Yarsin: “Je peux monter?” 20.33. Man in wit Nike-T-shirt met blauwe boord kijkt op en lacht schamper. Rode Honda parkeert voor Bancontact, “om u beter te kunnen zien, mijn kind”. 20.34. Drie Portugezen. “Ah, chef. Ça va? Tu veux du cannabis?” Ik stel me een kop voor in Het Nieuwsblad: “Pilaarheilige blijkt drugsgebruiker” en zeg “Non merci”. Seut. 20.36. Groene Polo stopt en hindert het verkeer. (Het dak schuift langzaam dicht voor ze doorrijden.) 20.37. Koppel met witte plastic zak en gitaar slentert voorbij. Iuno, Yarsin en Laila delen adreskaartjes uit van de hut.” (Verdonck, 2008, 72) 

Hedendaagse performers in de publieke ruimte zijn op zoek naar de onderlinge verbanden in het dichte web van een stad en kijken daarbij hoe een gemeenschap is samengesteld, wie er deel van uitmaakt en wie al dan niet gehoord wordt. Ze zoeken naar de complexiteit van een stad. Hoe wordt alles bijeen gehouden? Welke verborgen lagen liggen achter de nietsvermoedende gevels? Leven in een stad is leven in een steeds veranderende omgeving op het kloppend ritme van de druk begane wegen. Alles is in verandering en dit kenmerkt de stedelijke omgeving sedert het midden van de negentiende eeuw. Deze moderne conditie werd beschreven door talloze dichters en kunstenaars, maar de meest treffende bewoording is nog steeds deze van Charles Baudelaire in Le peintre de la vie moderne (1863): “La modernité, c’est le transitoire, le fugitif, le contingent, la moitié de l’art, dont l’autre moitié est l’éternel et l’immuable.” (Baudelaire, 1976, 695) 

De veranderende conditie – die deels vluchtig en deels oneindig lijkt te zijn – houdt de kunstenaar in de publieke ruimte bezig. Hij wil deze vluchtige conditie capteren om ze te bestuderen. De rol die Benjamin Verdonck inneemt in Barake (2000) vergelijkt professor Christel Stalpaert met deze van de “eco-artist-as-diplomat.” (Byttebier en Stalpaert, 2014, 81) Dit type kunstenaar duikt sinds het begin van het millennium vaker op. Zich afzettend tegen de postmodernistische onverschilligheid en het cynisme bestudeert de performancekunstenaar de ecologische problemen en precaire samenlevingsverbanden. Hij gaat met een diplomatisch karakter te werk in de publieke ruimte, waarbij de onderlinge relaties onder de loep worden genomen. De eco-kunstenaar-als-diplomaat “creates a pragmatic situation that invites people to think hard about what concerns them, in close interconnection with the environmental community they dwell in.” (81)

In dit artikel wordt er dieper ingegaan op Stalpaerts voorstelling van de eco-artist-as- diplomat. Wat houdt de diplomatische houding van de kunstenaar nu precies in? Welke klemtonen en waarnemingen stipt hij aan? Waarom wordt er voor een specifieke (publieke) ruimte gekozen? Welke rol spelen objecten in dit universum? Aan de hand van drie filosofische denkkaders over een ethico-ecologische benadering, meer bepaald de ecosofie van Félix Guattari, de politieke ecologie van Bruno Latour, Isabelle Stengers’ etho-ecologie en kosmopolitiek worden gemeenschappelijke kenmerken met elkaar verbonden en een begrippenapparaat gedefinieerd. Daarna wordt dit toegepast op de casus, de wandelperformance Being Boucalais (i) van het kunstenaarscollectief Various Artists

Op weg naar een politieke ecologie

In de performance kunsten is er sinds het nieuw millennium een ethico-ecologische tendens merkbaar. De politieke en sociaal economische uitdagingen hebben de kunstenaars niet koud gelaten en sluipen in hun oeuvre binnen. Verwijzend naar de etymologische betekenis oikos en logos stelt ecologie de leer van de samenleving voor. Deze leer bestudeert hoe de samenleving word bijeen gehouden, wie er deel van uitmaakt en welke relaties er ontstaan. (Cools en Gielen, 2014, 10) Performers in de publieke ruimte willen aantonen hoe we samenleven en dit gaat gepaard met een ethische bewustwording. Hoelang nog zal de planeet de huidige levensstijl aanhouden? Hoe ver gaat de uitbuiting van de mens op de natuur, zijn oorspronkelijke oikos? Welke maatregelen moeten getroffen worden? Welke oplossingen dienen zich aan om in de toekomst op een meer ecologische en duurzame wijze om te gaan met de planeet, de samenleving en iedereen die daar deel van uitmaakt? Kunst kan hierin helpen om dergelijke plekken te verbeelden. Félix Guattari achtte de handelingswijze van een kunstenaar ideaal om deze problematiek aan te kaarten. “Sa façon de faire se rapprochera plus de celle de l'artiste que de celle des professionnels « psy » toujours hantés par un idéal suranné de scientificité.” (Guattari, 1989, 23) Kunstenaars herhalen zichzelf niet, maar gaan steeds op zoek naar nieuwe mogelijkheden, nieuwe experimenten. Het leven is eerder een work-in-progress dan een afgewerkt geheel. (Guattari, 2000, 12-13) 

Félix Guattari, Bruno Latour en Isabelle Stenger zoeken elk een uitweg uit het (post)modernisme en opperen een wijzigende houding tegenover de aarde en de natuur. Er blijkt een gevaar te dreigen in de manier waarop de mens zijn dierbare Gaia behandelt. In Les Trois Ecologies (1989) stelt Félix Guattari de uitbuiting en vervuiling van de aarde aan de kaak. Hij beschuldigt de mens, die zorgeloos omgaat met zijn enige oikos door zijn wetenschappelijke en technologische uitvindingen. De periode van enorme globalisering en het complexere kapitalistisch systeem heeft niet enkel de aarde grondig aangetast, maar ook de menselijke subjectiviteit, zijn eigenaardigheid (“singularité”), zijn uniek karakter. (Guattari, 2000, 3-7) De opkomst van ecologische problemen gaan volgens Guattari hand in hand met de ontwikkeling van mechanismes van decentralisatie en onthechting waardoor de bron van macht niet meer vindbaar is. (Brunner, Nigro en Raunig, 2013, 10) Het ultieme wapen van het CMI is de massamedia, waarmee ze de creativiteit van de mensen lam legt en voor een standaardisatie en homogeniteit van het menselijke intellect en affect zorgt. Deze massamedia houden het gevaar van vervreemding van de eigenaardigheid (“desingulariser”) in omdat het zijn gebruikers passief en infantiel maakt. (Guattari, 2000, 6-9) Een echo naar de situationistische beweging is hierin zeker terug te vinden. 

“Le capitalisme post-industriel que, pour ma part, je préfère qualifier de Capitalisme Mondial Intégré (CMI) tend de plus en plus à décentrer ses foyers de pouvoir des structures de production de biens et de services vers les structures productrices de signes, de syntaxe et de subjectivité, par le biais, tout particulièrement, du contrôle qu'il exerce sur les médias, la publicité, les sondages, etc.” (Guattari, 1989, 47) 

Félix Guattari roept de term “écosophie” (41) in het leven als tegengif tegen het CMI. Deze samentrekking tussen ecologie en filosofie onderzoekt nieuwe manieren om de productie van een samenleving te verbeelden of te analyseren. Ecosofie zorgt voor een alternatieve wijze van leven en denken waarbij experimenten worden uitgevoerd om nieuwe manieren van ‘zijn’ te ontwikkelen in verhouding tot de stedelijke omgevingen, familie- of werkrelaties, etc. (Brunner, Nigro en Raunig, 2013, 10) Félix Guattari stipt het belang van dissensus aan. Op zoek naar hun eigenaardigheden, hun eigen creativiteit, zullen mensen met elkaar botsen. Om de standaardisatie tegen te gaan, roept Guattari het proces van “resingulariser” of “hétérogenèse” (Guattari, 1989, 72) Deze sociale dissensus is van belang voor “the collective production of unpredictable and untamed ‘dissident subjectivities’, [...] a plurality of disparate groupes, [...] a kind of unified disunitiy, [...] a pragmatic solidarity without solidity.” (Guattari, 2000, 14-15) 

De Franse wetenschapsfilosoof Bruno Latour biedt politieke ecologie aan als alternatief voor het modernisme of de politieke epistemologie. Volgens hem moet vooreerst de natuur losgelaten worden. De huidige wijze van kennisproductie is nog steeds gebaseerd op de allegorie van de grot van Plato. Er zijn enkele specialisten (bij Plato: eerst de filosofen, later de eerste wetenschappers) die kennis verwerven in de externe realiteit (de Ideeënwereld) om dan terug te keren naar de sociale wereld en deze kennis als waarheid te prediken. De wetenschapper is de enige die deze externe natuur kan ontcijferen en bij machte is om zelfs terug te keren uit deze wereld. In de politieke epistemologie bestaan er dus twee huizen: de externe Ideeënwereld (of de Natuur) en de sociale, politieke wereld. Het laatst vernoemde huis is duister vol met onwetende mensen die enkel kunnen communiceren via fictionele projecties. Het eerste huis daarentegen bestaat niet uit mensen en is monddood, maar bezit wel de waarheid. Wetenschappers hebben dus een uitzonderlijke, machtige positie omdat zij de enigen zijn die deze non communicatieve waarheid kunnen bemachtigen. (Latour, 2004, 13-14) Volgens Latour is politieke epistemologie dan deze “double rupture” (1999, 26): “Bref, ces quelques élus pourraient se voir dotés de la plus fabuleuse capacité politique jamais inventée: faire parler le monde muet, dire le vrai sans être discuté, mettre fin aux débats interminables par une forme indiscutable d’autorité qui tiendrait aux choses mêmes.” (28) 

Een dergelijke samenleving is volgens Latour niet langer houdbaar omdat het ondemocratisch is en de burgers het zwijgen oplegt. De crisis van de natuur brengt logischerwijs de crisis van objectiviteit teweeg en onzekerheid wordt de maatstaf. Als alternatief voor de tweehuizige structuur stelt Latour het collectief voorop, “l’écologie politique propose de le déplacer de la double arène de la nature et de la politique, à la seule arène du collectif.” (47) De sociale wereld wordt niet langer meer gevangen genomen door de natuur. Er bestaan daarentegen associaties tussen verschillende collectieven. Deze dynamische wereld – bestaande uit mensen, maar ook niet-mensen – bereikt nooit absolute kennis, maar er dienen zich keer op keer nieuwe probleemstellingen aan in de vorm van voorstellen, die door nieuwe leden worden verwerkt. (Latour, 2004, 37)

Net zoals Bruno Latour maakt Isabelle Stengers geen verschil tussen wetenschap en politiek, maar zoekt ze naar de diepere betekenis van de kosmopolitiek. Deze Belgische wetenschapsfilosofe en onder andere auteur van het zevendelige Cosmopolitiques werkt voornamelijk rond de chaostheorie, de wetenschapsgeschiedenis en de popularisatie van wetenschappen. In de jaren zeventig en tachtig werkte ze samen met de nobelprijswinnaar Ilya Prigogine dat zijn vruchten afwierp in het boek Order Out of Chaos: Man’s New Dialogue with Nature (1984). Net zoals het lucretiaanse epicurisme en de clinamen van Michel Serres richten zij zich op onstabiele systemen of systemen ver van evenwicht. Volgens hen bestaat er naast de klassieke fysica met zijn stabiele systemen, ook andere onstabiele systemen of systemen “far from equilibrium.” (Prigogine en Stengers, 1984, 13) Dit komt omdat de moleculen in zulke systemen als op zichzelf bestaande elementen bewegen. Ze houden op ‘hypnonen’ – of slaapwandelaars in stabiele systemen – te zijn en worden levende, sociale interactieve elementen. 

“At equilibrium molecules behave as essentially independent entities; they ignore one another. We would like to call them ‘hypnons’, ‘sleepwalkers’. Though each of them may be as complex as we like, they ignore one another. However, nonequilibrium wakes them up and introduces a coherence quite foreign to equilibrium.” (180-181) 

Een schommeling kan dus een vertakking of zwerm teweegbrengen met onvoorspelbare en onafhankelijk koersrichtingen. Dit deel van de fysische wetenschap staat in voor vernieuwing en creativiteit in vergelijking met de klassieke, repetitieve en universele fysica. Centraal zetten ze het onverwachte en onvoorspelbare karakter van deze elementen. (Prigogine en Stengers, 1984, 13) “Le possible est plus riche que le réel.” (Prigogine, 1996, 83)

Net als Latour en Guattari is Isabelle Stengers een voorvechter voor een ontologisch pluralisme. In haar kosmopolitiek voorziet zij de mogelijkheid dat verschillende tegenstrijdige wetenschappelijke programma’s of metafysische systemen naast elkaar kunnen leven, elkaar bevestigen in een onafhankelijke logica. Om deze verschillende wijzes van bestaan te concipiëren, stelt ze de kosmos als een ecologie van praktijken voor. (Watson, 2014, 87) Als een middel van denken voor fysici zorgt deze ecologie van praktijken voor “the construction of new practical identities for practices, that is, new possibilities for them to be present, or in other words to connect. It thus does not approach practices as they are – physics as we know it, for instance – but as they may become.” (Stengers, 2005, 186) De kosmospolitiek van Isabelle Stengers is dus een middel om ergens betrekking op te hebben, om tot ergens of iemand te behoren. Cosmopolitics, in Stengers’ definition, is a cure for what she calls “the malady of tolerance”.” (Latour, 2004, 454) 

Deze tegenstrijdige, naast elkaar bestaande collectieve benadering van een samenleving is terug te vinden in de structuur van het gezelschap Various Artists. Het collectief bestaat uit vierentwintig fictieve kunstenaars, elk met een eigen achtergrond en artistiek curriculum initieel ontsproten uit de verbeelding van Trudo Engels. Tussen 1995 en 2009, dat gekenmerkt is als de beginperiode, worden de biografieën en de oeuvres van de vierentwintig artiesten aangemaakt. (Bompuis, 2012, ifa) (ii) Deze heteronome structuur – echo naar Guattari’s heterogenesis als tegengif tegen de homogenesis – is ontwikkeld uit ongenoegen met de consumptiecultuur en de daar op terende kunstenwereld: 

L’hétéronymie chez VA fonctionne comme principe et moteur de création d’une identité fictive, comme un sigle, un dispositif conceptuel, un instrument de critique de notre société de consommation et de spectacle qui voue un véritable culte à la personnalité et au génie de l’artiste.” (Ibidem) 

In 2009 verklaart oprichter Trudo Engels zich dood aangezien hij al enkele jaren onder de naam van deze fictieve kunstenaars opereert. Deze Various Artists beslissen verder te gaan met zijn oeuvre, onder de naam Wijlen Trudo Engels. Het collectief is geïnspireerd door kunstenaars met pseudoniemen, zoals Marchel Duchamp/Rrose Sélavy/R. Mutt, Arthur Cravan/Éduard Archinard, Fernando Pessoa/Ricardo Reis/Alberto Caeiro, etc. (refa) De vierentwintig kunstenaars werken in een ambigue spanningsverhouding tussen fictie en realiteit, tussen het humane en posthumane. Ze stellen een voor een onafhankelijke kunstenaars voor, die elkaars bestaan bevestigen door een ecologie van praktijken, een constructie van identiteiten die met elkaar verbonden wordt in een steeds veranderlijke proces van worden. Elke zekerheid wordt aan het wankelen gebracht en de tegenstelling tussen feit en fictie wordt in dit collectief opgeheven. “Les personnages sont fictifs, les actions sont réelles: la fiction a envahi le réel.” (zar) 

Einde van het oppositionele denken